Cet Obscur Objet du Désir, 2017

1. untitled (object)
2. Reflecta Petro (preparation for a lecture)
3. x (cross on floor)
4. notification
5. blue to black to blue to black …
6. ‘Hello …, good evening…, uh…, welcome…’
7. x (cross on floor)


zaaltekst: Cet Obscur Objet du Désir (2017)

Tijdens zijn werkperiode in N+1 ging Huis aan de slag met het gebouw en haar vernieuwde bestemming: een gebouw in volle overgang, omgevormd van archiefgebouw voor de Leuvense brouwerij Interbrew aan de Vaartkom tot een werkplaats met kunstenaarsateliers, een podiumkunstenzaal en presentatieruimtes. Zo wordt ook de N+1 ruimte ingezet voor projecten en tentoonstellingen, en de grote zaal als plek voor experiment, artist talks, screenings en performance.

Wouter Huis heeft aan de hand van zeven interventies het gebouw en haar nieuwe bestemming benaderd. Sinds 2006 houdt Huis een uitgebreid archief bij van foto’s die hij maakte in musea, kunstencentra en project spaces van o.a. toon- en kijkarchitectuur, archieven, lezingzalen. Deze plaatsen hebben immers een specifieke dwingende architectuur die het kijkgedrag – en bij uitbreiding onze verhouding tot het kunstwerk – sterk bepaalt. Hiermee stelt Huis de zogenaamde neutraliteit van de white cube als typische presentatievorm van het einde van de 20e eeuw in vraag; de witte wand als dwingende factor in onze kunstbeleving en de plaats die we aan kunst geven en dus ook aan de kunstenaar.

De keuze voor welke deur toegang verleent tot de tentoonstelling is bewust: via de zij-ingang betreden bezoekers via de ateliers van het benedenverdieping de presentatie op de eerste verdieping. Wie toch probeerde via de hoofdingang binnen te komen, stond voor een gesloten glazen deur en kon in de inkomhal het werk notification (4) zien; “Als gevolg van onderhoudswerkzaamheden, zijn deze kamers tijdelijk gesloten. Onze excuses voor het ongemak.”, een slagzin die je regelmatig in musea tegenkomt en die bezoekers zo een deel van de tentoonstellingsruimte ontzegt.

In de grote zaal staat de opstelling van Reflecta Petro (preparation for a lecture) (2) centraal in de ruimte. De haast dwingende format van de lezing in het hedendaagse kunstgebeuren gebruikte Huis als framework om zijn interventies in de ruimte verder te ontplooien. De titel zinspeelt niet enkel op het merk van de diaprojector, maar ook op het reflectieve karakter van deze lectures. De horizontale en verticale lege dia’s verspringen automatisch – aansluitend bij het performatieve karakter van een lezing – en verlicht een monochroom lichtblauw vlak dat we kennen van bijvoorbeeld de achterkant van posters. De palmplanten – die vaak ter verfraaiing in kunstige settings gebruikt worden – zijn stille gezeten gesprekspartners geworden. Het geheel krijgt een zelfonderhoudend, verlaten karakter, van iets dat ooit een reflectiemoment was, bezig is of nog moet worden. Mogelijke inhoud is volledig weggelaten, een leeg kader die zijn eigen structurerend karakter blootgeeft en mededeelt.

Verderop vinden we de sculptuur Untitled (object) (1). Het object lijkt uit twee sokkels te bestaan die, geschraagd op elkaar, één object vormen dat lichtjes van de grond wordt gehouden door middel van een katrol en een fel oranje touw. De sokkel als instrument presenteert zichzelf. Als een disfunctioneel instrument, niet in staat te verwezenlijken waar het voor gemaakt is, hangt het gehavend en toont zichzelf. De blik van de toeschouwer blijft zoekende, in de steek gelaten door vertrouwde kijkstructuren die deze keer weigeren het kunstwerk te ontsluiten.

Met het werk X (cross on the floor) (3) gaat Huis nog een stap verder: het raam, een inherente kijkstructuur van een gebouw, is wit gekalkt: onze blik wordt (voor een tweede maal) afgeblokt en, wanneer we ons als toeschouwer plaatsen op de markering (zoals in het theater) wordt onze blik geleid tot 1 klein open rechthoekje: een kader of omlijsting, dat niet op een werk of op informatie uitgeeft, maar op de architectuur van omliggende gebouwen, in dit geval op de piek van één van de torens van Sint Maartensdal, een woonwijk gebouwd tussen 1957 en 1967 door Belgisch architect Renaat Braem, leerling van Le Corbusier. Door de aanwezigheid en rol van de toeschouwer te regisseren, wordt de focus naar de periferie geleid en draait zijn blik het gebouw binnenstebuiten.

tekst: Sammy Ben Yakoub